m. psoas
(Grote en kleine lendenspier)

Inserti:

Samen met de musculus iliacus en hecht gezamenlijk aan de trochanter minor van het femur

Origo:

Oppervlakkig deel: Zijvlakken van de lichamen van T12 t/m L4, evenals de tussenliggende tussenwervelschijven.
Diep deel: Processus costales (dwarsuitsteeksels) van L1-L5

Innervatie:

Geïnnerveerd door takken van de plexus lumbalis, specifiek de voorste takken van de lumbale zenuwen L1, L2 en L3.

Spierstructuur:

Fusiform, diepe ligging tegen de wervelkolom; vezels verlopen infero-lateraal.
Overwegend type I (posturaal) met functionele type II-subgroepen voor explosieve heupflexie

Functie:
  • Heup flexie
  • Interne en externe heup rotatie
  • Romp beweging en stabiliteit
  • Optillen van het been bij lopen,
  • traplopen en sprinten;
  • krachtige hip-drive in voetbal, martial arts en hurdles.
psoas

Bewegingen

BEWEGING

SYNERGIST
ANTAGONIST
COMPENSERENDE SPIER
  • Heupflexie
    Iliacus, rectus femoris, sartorius
    Gluteus maximus, hamstrings
    Rectus femoris, Tensor Fascia Latae
  • Exorotatie heup
    Sartorius, obturator externus, gluteus maximus (caudale vezels)
    Gluteus medius (voor), Tensor Fascia Latae
    Piriformis, quadratus femoris
  • Lateroflexie LWK
    Quadratus lumborum, obliquus internus
    Contralaterale Quadratus Lumborum & obliquus
    Latissimus dorsi, erector spinae
  • Trunk-/rompflexie (closed-chain)
    Rectus abdominis, iliacus
    Erector spinae, multifidi
    Rectus abdominis, obliquus ext.

Compenserende spier

De m. psoas is een compenserende spier voor

Bij beweging

  • Heupflexie bij zwakke quadriceps
    Rectus femoris
  • Lumbale stabiliteit bij zwakke multifidi
    Multifidus
  • Ademhalingsstabiliteit bij beperkte diafragma-functie
    Diafragma

Palperen

Anatomische oriëntatiepunten
  • Navel (umbilicus)
  • Spina iliaca anterior superior (voorste heupknobbel)
  • Liesplooi
Uitgangspositie

Ruglig op stevige bank, hoofd op kussen. Laat de knieën licht buigen (rolletje onder knieën) zodat de buikwand ontspant.
Vraag de cliënt om langzaam door de neus in te ademen en lang uit te ademen; palpatie valt samen met uitademing.

Leg vlakke hand eerst oppervlakkig op de buik tijdens 1-2 ademcycli om de huid op temperatuur te brengen en cortisolspiegel te verlagen.

Palpatie
  • Plaats de toppen van wijs- en middelvinger net lateraal van de rectusrand, ter hoogte van de navel.

  • Glijd 2-3 cm caudaal richting SIAS.

  • Tijdens uitademing: laat de vingertoppen haaks op de buikwand ontspannen wegzakken (niet prikken).

  • Houd druk gradueel; de huid schuift eerst, daarna voel je de zachte buikorganen.

  • Zodra de weerstand toeneemt (retroperitoneaal vet & fascia transversalis), verplaats je drukrichting posterieur en licht mediaal richting de wervelkolom.
  • Vraag nu om ~30° heupflexie (cliënt tilt hiel 5–10 cm op) tegen lichte weerstand die je met je andere hand geeft.

  • De psoas spant op: je voelt een stevige “kabel” onder je vingertoppen die naar craniaal-mediaal loopt. Ontspan → kabel verdwijnt.

  • Volg de spier vezelrichting tot waar hij onder het lig. inguinale verdwijnt.

  • Palpeer 2–3 segmenten (L1–L3) kranialer door iets hoger in te dalen naast de navel en stap 3-4 te herhalen.


Triggerpoints


Disfuncties

  • Lage-rugpijn (segment L3-L4), “groin pull” sensaties.

  • Anterieure bekkenkanteling, iliopsoas-tendinopathie.

  • Verminderde heupextensie → verkorte staplengte, knie-overbelasting bij hardlopers

KlachtSymptomen

    Keten en Fascia

    <TE DOEN>