m. infraspinatus
(Onderdoornspier)
Bewaker van schoudercontrole
De infraspinatus ligt diep aan de achterzijde van het schouderblad en maakt deel uit van de rotator cuff. Zijn voornaamste taak: het naar buiten draaien (exorotatie) van de bovenarm en het stabiliseren van de schouderkop in de kom tijdens beweging. Deze spier werkt niet in isolatie, maar in precisie – en is cruciaal voor schouderbalans onder belasting.
Stabiliteit vóór kracht
Bij herhaaldelijke of explosieve schouderbewegingen – denk aan werpen, tillen of duwen – voorkomt de infraspinatus dat de schouder uit positie raakt. Maar als de schoudergordel niet goed meebeweegt, raakt hij snel overbelast. Compensatie door grotere oppervlakkige spieren leidt dan tot bewegingsverlies, schouderpijn of coördinatiestoornis. Functionele activatie van de infraspinatus betekent dus: herstellen van timing, niet vergroten van spanning.
Activeer in de keten, niet in isolatie
Train de infraspinatus met gecontroleerde exorotatie, in samenwerking met scapulasturing en rompstabiliteit. Beweeg in diagonalen, werk met lage belasting en hoge precisie, en integreer in dynamische patronen. Want wie de infraspinatus goed aanspreekt, herwint controle over kracht – en beweegt met meer vrijheid, veiligheid en richting in de schouder.
De m. infraspinatus is een dikke driehoekige spier die het grootste deel van de infraspinatusfossa aan de dorsale zijde van de scapula vult. Hij behoort tot de rotator cuff en ligt onder de spina scapulae en de m. trapezius. Vanuit de infraspinatusfossa convergeren de spiervezels naar een smalle pees die dwars over het schoudergewricht loopt en aanhecht op de middelste facet van het tuberculum majus van de humerus en een deel van het gewrichtskapsel. De spier zorgt voor exorotatie van de arm en draagt samen met supraspinatus, teres minor en subscapularis bij aan stabilisatie van de kop van de humerus in de glenoïdholte. Door zijn ligging kan de pees bekneld raken in de subacromiale ruimte of scheuren bij overbelasting, vooral bij werpbewegingen.

Inserti: |
|
Origo: | • Mediale twee derden van de fossa infraspinata op de dorsale zijde van de scapula, inclusief de beenrichels. |
Innervatie: |
|
Spierstructuur: | De infraspinatus is een dikke, driehoekige spier die mediaal breed ontspringt en lateraal samenkomt in een smalle pees. De spierbundels zijn multipennatus gerangschikt, gescheiden door peesachtige septa, en lopen horizontaal naar lateraal. Histologisch bevat de spier een hoog aandeel type I vezels voor uithoudingsvermogen en stabiliteit, aangevuld met type IIa‑vezels voor snelle krachtontwikkeling tijdens exorotatie. De pees loopt door de subacromiale ruimte en wordt beschermd door de infraspinatus- en subacromiale bursae. De infraspinatus is een brede, platte spier met een gemiddelde dikte van 8 tot 12 millimeter. Zijn vezels waaieren uit over de fossa infraspinata van het schouderblad en hechten samen in een peesstructuur aan de grote tuberkel van de bovenarm. Hierdoor combineert hij oppervlakte met precisie in krachtgeleiding. |
Functie: |
|
|

Bewegingen
BEWEGING
-
Exorotatie van de armm. teres minor, m. deltoideus (pars spinalis), m. supraspinatusm. subscapularis, m. teres major, m. pectoralis major, m. latissimus dorsim. teres minor en m. deltoideus pars spinalis nemen de exorotatie gedeeltelijk over bij zwakte
-
Stabilisatie van het glenohumerale gewricht (concave compressie)m. supraspinatus, m. subscapularis, m. teres minoropwaartse schuifkrachten van de m. deltoideus, zwaartekracht (geen echte antagonist)m. supraspinatus en m. subscapularis nemen de stabiliserende functie over bij zwakte
-
Horizontale abductie van de arm (zwakke bijdrage)m. deltoideus (pars spinalis), m. teres minor, m. latissimus dorsim. pectoralis major (pars clavicularis en sternocostalis), m. coracobrachialism. deltoideus pars spinalis en latissimus dorsi nemen de horizontale abductie over bij zwakte
Compenserende spier
De m. infraspinatus is een compenserende spier voor
Bij beweging
-
Teres minor, posterior deltoideusExorotatie van de schouderHorizontale abductie, compenseert bij zwakte van deze spieren
-
Supraspinatus, subscapularis, biceps brachii caput longumSchouderstabilisatie bij abductie, verhoogt tonus bij instabiliteit of cuff-deficiëntie
-
Posterior deltoideus, teres minorHorizontale abductie, activeert als secundaire ondersteuner
-
Teres minor, deltoideus posteriorExcentrische controle bij interne rotatie, remt ongecontroleerde endorotatie
-
Rotator cuff als geheel, scapulastabilisatorenScapulohumerale stabilisatie, compenseert bij scapuladyskinesie of supraspinatuszwakte

Palperen
Anatomische oriëntatiepunten |
|
Uitgangspositie |
|
Palpatie |
|

Triggerpoints

Disfuncties
- Overbelasting, degeneratie of trauma kunnen leiden tot tendinitis of partiele rupturen van de infraspinatuspees, vaak samen met de m. supraspinatus. Dit veroorzaakt pijn aan de achterzijde van de schouder, zwakte bij exorotatie en moeite met overheadwerk.
- Chronische compressie of entrapment van de n. suprascapularis in de incisura scapulae of spinoglenoid notch leidt tot denervatie en atrofie van infraspinatus (en supraspinatus); dit gaat gepaard met pijn, instabiliteit en verminderd vermogen om de arm uit te draaien.
- Myofasciale triggerpoints in de infraspinatus kunnen uitstralende pijn veroorzaken naar de laterale arm, onderarm en hand.
- Rotator‑cuffscheuren komen vaak voor bij werpsporters of ouderen; conservatieve behandeling bestaat uit rust, spierversterking en fysiotherapie; bij volledige ruptuur kan chirurgische reconstructie noodzakelijk zijn.
Klacht | Symptomen |

Keten en Fascia
<TE DOEN>