m. infraspinatus
(Onderdoornspier)

Bewaker van schoudercontrole
De infraspinatus ligt diep aan de achterzijde van het schouderblad en maakt deel uit van de rotator cuff. Zijn voornaamste taak: het naar buiten draaien (exorotatie) van de bovenarm en het stabiliseren van de schouderkop in de kom tijdens beweging. Deze spier werkt niet in isolatie, maar in precisie – en is cruciaal voor schouderbalans onder belasting.

Stabiliteit vóór kracht
Bij herhaaldelijke of explosieve schouderbewegingen – denk aan werpen, tillen of duwen – voorkomt de infraspinatus dat de schouder uit positie raakt. Maar als de schoudergordel niet goed meebeweegt, raakt hij snel overbelast. Compensatie door grotere oppervlakkige spieren leidt dan tot bewegingsverlies, schouderpijn of coördinatiestoornis. Functionele activatie van de infraspinatus betekent dus: herstellen van timing, niet vergroten van spanning.

Activeer in de keten, niet in isolatie
Train de infraspinatus met gecontroleerde exorotatie, in samenwerking met scapulasturing en rompstabiliteit. Beweeg in diagonalen, werk met lage belasting en hoge precisie, en integreer in dynamische patronen. Want wie de infraspinatus goed aanspreekt, herwint controle over kracht – en beweegt met meer vrijheid, veiligheid en richting in de schouder.

De m. infraspinatus is een dikke driehoekige spier die het grootste deel van de infraspinatusfossa aan de dorsale zijde van de scapula vult. Hij behoort tot de rotator cuff en ligt onder de spina scapulae en de m. trapezius. Vanuit de infraspinatusfossa convergeren de spiervezels naar een smalle pees die dwars over het schoudergewricht loopt en aanhecht op de middelste facet van het tuberculum majus van de humerus en een deel van het gewrichtskapsel. De spier zorgt voor exorotatie van de arm en draagt samen met supraspinatus, teres minor en subscapularis bij aan stabilisatie van de kop van de humerus in de glenoïdholte. Door zijn ligging kan de pees bekneld raken in de subacromiale ruimte of scheuren bij overbelasting, vooral bij werpbewegingen.

Inserti:
  • middelste facet van het tuberculum majus van de humerus.
  • deel van de pees versmelt met het posterieure gewrichtskapsel van de schouder.
Origo:

• Mediale twee derden van de fossa infraspinata op de dorsale zijde van de scapula, inclusief de beenrichels.
• Diepe zijde van de stevige infraspinatusfascia en septa tussen de spierbundels.
• Sommige vezels ontspringen aan de onderrand van de spina scapulae en aan het kapsel van het schoudergewricht.

Innervatie:
  • N. suprascapularis (C5‑C6), een tak van de truncus superior van de plexus brachialis.
Spierstructuur:

De infraspinatus is een dikke, driehoekige spier die mediaal breed ontspringt en lateraal samenkomt in een smalle pees. De spierbundels zijn multipennatus gerangschikt, gescheiden door peesachtige septa, en lopen horizontaal naar lateraal.

Histologisch bevat de spier een hoog aandeel type I vezels voor uithoudingsvermogen en stabiliteit, aangevuld met type IIa‑vezels voor snelle krachtontwikkeling tijdens exorotatie. De pees loopt door de subacromiale ruimte en wordt beschermd door de infraspinatus- en subacromiale bursae.

De infraspinatus is een brede, platte spier met een gemiddelde dikte van 8 tot 12 millimeter. Zijn vezels waaieren uit over de fossa infraspinata van het schouderblad en hechten samen in een peesstructuur aan de grote tuberkel van de bovenarm. Hierdoor combineert hij oppervlakte met precisie in krachtgeleiding.

Functie:
  • Exorotatie (laterale rotatie) van de arm in het glenohumerale gewricht.
  • Stabiliseert de humeruskop in de glenoïdkom door concave compressie en werkt samen met de andere rotator‑cuffspieren om luxatie te voorkomen.
  • Levert eccentrische controle tijdens het vertragen van snelle overheadbewegingen zoals werpen en slaan.
  • Werkt samen met teres minor om de opwaartse kracht van de m. deltoideus tegen te gaan tijdens abductie.
  • Achterwaarts reiken, zoals een autogordel vastmaken of iets uit de achterzak pakken.
  • Werp- en slagbewegingen in sporten zoals tennis, badminton, honkbal en volleybal.
  • Zwemslagen zoals de borstcrawl en rugslag waarbij de arm naar buiten roteert.
  • Stabiliseren van de schouder bij het dragen van zware tassen of het duwen van deuren en winkelwagens.
  • Controle van snelle armbewegingen, bijvoorbeeld bij het gooien van een bal of frisbee.

Bewegingen

BEWEGING

SYNERGIST
ANTAGONIST
COMPENSERENDE SPIER
  • Exorotatie van de arm
    m. teres minor, m. deltoideus (pars spinalis), m. supraspinatus
    m. subscapularis, m. teres major, m. pectoralis major, m. latissimus dorsi
    m. teres minor en m. deltoideus pars spinalis nemen de exorotatie gedeeltelijk over bij zwakte
  • Stabilisatie van het glenohumerale gewricht (concave compressie)
    m. supraspinatus, m. subscapularis, m. teres minor
    opwaartse schuifkrachten van de m. deltoideus, zwaartekracht (geen echte antagonist)
    m. supraspinatus en m. subscapularis nemen de stabiliserende functie over bij zwakte
  • Horizontale abductie van de arm (zwakke bijdrage)
    m. deltoideus (pars spinalis), m. teres minor, m. latissimus dorsi
    m. pectoralis major (pars clavicularis en sternocostalis), m. coracobrachialis
    m. deltoideus pars spinalis en latissimus dorsi nemen de horizontale abductie over bij zwakte

Compenserende spier

De m. infraspinatus is een compenserende spier voor

Bij beweging

  • Teres minor, posterior deltoideus
    Exorotatie van de schouderHorizontale abductie, compenseert bij zwakte van deze spieren
  • Supraspinatus, subscapularis, biceps brachii caput longum
    Schouderstabilisatie bij abductie, verhoogt tonus bij instabiliteit of cuff-deficiëntie
  • Posterior deltoideus, teres minor
    Horizontale abductie, activeert als secundaire ondersteuner
  • Teres minor, deltoideus posterior
    Excentrische controle bij interne rotatie, remt ongecontroleerde endorotatie
  • Rotator cuff als geheel, scapulastabilisatoren
    Scapulohumerale stabilisatie, compenseert bij scapuladyskinesie of supraspinatuszwakte

Palperen

Anatomische oriëntatiepunten
  • Palpeer het gebied net onder de spina scapulae op de dorsale zijde van het schouderblad; de infraspinatus vult de gehele fossa infraspinata.
  • De bovengrens wordt gevormd door de spina scapulae; de ondergrens door de margo lateralis van de scapula.
  • Lateraal ligt de rand van de spier aan de zijrand van het schouderblad, net boven de mm. teres minor en major.
Uitgangspositie
  • De patiënt ligt in buiklig of zit rechtop met de arm ontspannen naast het lichaam zodat de scapula vrij kan bewegen.
  • Voor optimale palpatie kan de elleboog 90° gebogen zijn en de arm licht uitwendig geroteerd;
  • de therapeut staat naast de schouderbladen.
Palpatie
  • Plaats de toppen van uw vingers onder de spina scapulae in de fossa infraspinata en druk zacht tegen de ribbenwand.
  • Vraag de patiënt om de arm licht uit te wenden tegen een lichte weerstand (bijv. hand naar buiten draaien). Hierdoor spant de infraspinatus aan en voel je de contractie onder je vingers.
  • Volg de spiervezels lateraal richting de zijrand van de scapula en verder naar de humeruskop om de overgang naar de pees te beoordelen.
  • De spier ligt onder de m. trapezius;
  • vergelijk met de andere zijde en vermijd overmatige druk.

Triggerpoints


Disfuncties

  • Overbelasting, degeneratie of trauma kunnen leiden tot tendinitis of partiele rupturen van de infraspinatuspees, vaak samen met de m. supraspinatus. Dit veroorzaakt pijn aan de achterzijde van de schouder, zwakte bij exorotatie en moeite met overheadwerk.
  • Chronische compressie of entrapment van de n. suprascapularis in de incisura scapulae of spinoglenoid notch leidt tot denervatie en atrofie van infraspinatus (en supraspinatus); dit gaat gepaard met pijn, instabiliteit en verminderd vermogen om de arm uit te draaien.
  • Myofasciale triggerpoints in de infraspinatus kunnen uitstralende pijn veroorzaken naar de laterale arm, onderarm en hand.
  • Rotator‑cuffscheuren komen vaak voor bij werpsporters of ouderen; conservatieve behandeling bestaat uit rust, spierversterking en fysiotherapie; bij volledige ruptuur kan chirurgische reconstructie noodzakelijk zijn.

KlachtSymptomen

Keten en Fascia

<TE DOEN>