m. deltoideus
(Schouderhoofdspier)
Richtinggever van de schouder
De deltoideus omhult het schoudergewricht als een functionele mantel. Met drie afzonderlijke delen – voorste, middelste en achterste vezels – stuurt deze spier de arm in vrijwel elke richting: tillen, reiken, duwen, trekken. Maar zijn werk gaat verder dan beweging alleen. De deltoideus stabiliseert, doseert en ondersteunt de schouder in dynamiek én rust.
Beweging zonder compensatie
Bij een goed werkende deltoideus beweegt de arm vloeiend, in samenhang met romp en schouderblad. Maar wanneer de schoudergordel niet goed georganiseerd is, neemt deze spier te veel over – met overbelasting, bewegingsbeperking of coördinatieverlies als gevolg. Het gaat dus niet om sterker maken, maar om integreren: samenwerking met de rotator cuff, scapulasturing en rompstabiliteit zijn essentieel.
Precisie in plaats van volume
Train de deltoideus via functionele patronen: verticale en diagonale bewegingen, in combinatie met controle van schouderblad en romp. Wissel af tussen mobiliteit en stabiliteit, tussen kracht en coördinatie. Want een deltoideus die niet op volume draait, maar op afstemming, maakt bewegen krachtig, licht en doelgericht – precies waar de schouder voor bedoeld is.
Dik, driehoekig spier met drie delen (pars clavicularis, pars acromialis en pars spinalis). Het bedekt de schoudertop en verbindt clavicula, acromion en spina scapulae met de humerus. Het zorgt voor krachtige heffing, trekkracht en rotatie van de arm en vormt een keten tussen romp en bovenarm voor stabilisatie en krachttransmissie.

Inserti: |
|
Origo: |
|
Innervatie: |
|
Spierstructuur: | Dik, driehoekig-spoelvormige spier met drie delen (pars clavicularis, pars acromialis, pars spinalis). Overwegend slow-twitch type I spiervezels met een mix van type IIa/IIb; breed oorsprongsgebied met convergerende vezels die eindigen op een smalle tuberositas. De deltoideus is een dikke, driehoekige spier met een gemiddelde dikte van 1,5 tot 2,5 cm, die bij sterk ontwikkelde schouders kan oplopen tot 3 à 4 cm. De brede aanhechting op sleutelbeen, schouderblad en bovenarm maakt hem geschikt om kracht in meerdere richtingen tegelijk te leveren. |
Functie: |
|
|

Bewegingen
BEWEGING
-
Anteflexie (flexie) & endorotatie van de schouderm. pectoralis major (pars clavicularis); m. biceps brachii (caput breve); m. coracobrachialism. latissimus dorsi; m. teres majorBovenste trapezius; sternocleidomastoideus bij onvoldoende deltoïde-activiteit
-
Abductie van de schouderm. supraspinatus; m. trapezius (pars descendens en ascendens); m. serratus anteriorm. pectoralis major; m. latissimus dorsiLaterale rompspieren; scapula-elevatoren bij zwakke abductie
-
Retroflexie (extensie) & exorotatie van de schouderm. latissimus dorsi; m. teres major; m. infraspinatus; m. teres minorm. deltoideus pars clavicularis; m. pectoralis major (pars clavicularis)Erector spinae; rhomboidei bij zwakke schouderextensie
Compenserende spier
De m. deltoideus is een compenserende spier voor
Bij beweging
-
Schouderabductie en -flexie bij verzwakte deltoideusM. pectoralis major, m. latissimus dorsi en m. trapezius nemen de taak over bij zwakke deltoideus

Palperen
Anatomische oriëntatiepunten |
|
Uitgangspositie |
|
Palpatie |
|

Triggerpoints

Disfuncties
Overbelasting of zwakte van de deltoïdeus kan leiden tot pijn in schouder en bovenarm, verminderde kracht bij het heffen van de arm, schouderinstabiliteit en houdingsproblemen.
Myofasciale triggerpoints kunnen uitstralende pijn geven naar de laterale arm of nek. Compensatiepatronen in nek en rug kunnen ontstaan door onvoldoende deltoïdeusactiviteit.
Klacht | Symptomen |

Keten en Fascia
<TE DOEN>